Bouwschade door trilling (heiwerk). Wat is bewijs?
In het artikel over de problemen bij het sluiten van een overeenkomst per e-mail kwam de hoofdregel al aan de orde: wie stelt, die bewijst! Het lijkt zo eenvoudig, maar het kan soms toch best ingewikkeld zijn. Dat ervaarde de eigenaar van een woning, die te maken kreeg met het trillen van heimachines in zijn nabije omgeving en met lede ogen moest aanzien hoe zijn woning, de trots van zijn ogen, langzaam maar zeker scheuren begon te vertonen. De zaak speelde weer bij de Rechtbank Rotterdam (uitspraak van 7 mei 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:4039), daar gebeurt nog eens wat!
Villa in Papendrecht
De eigenaar van de woning woonde sinds 2005 in zijn villa te Papendrecht. De woning was destijds een nieuwbouwproject geweest. Maar in een nieuwbouwwijk kan het maar zo gebeuren dat het terrein achter je woning na enige jaren verandert in een bouwput en de heipalen met veel geweld de grond in worden gestampt, met alle gevolgen van dien. De eigenaar dagvaardde o.a. de aannemer en stelde zich op het standpunt dat men zich had schuldig gemaakt aan onrechtmatig handelen waardoor zijn woning scheuren en schade had opgelopen. Ter onderbouwing van zijn vorderingen had de eigenaar in 2018 een rapport laten opmaken door een bouwkundig adviesbureau. Dit bureau vergeleek de toestand van de woning in 2016 met de toestand in 2018 en concludeerde dat de normale ‘werking en zetting’ van de woning in 2016 al gestabiliseerd was (dus dat kon de oorzaak niet zijn). De nieuwe gebreken die na de opname in 2016 zijn ontstaan zijn dus het gevolg van de trillingen/heiwerkzaamheden gedurende de bouwactiviteiten in de directe omgeving van de woning, aldus het adviesbureau. De veroorzakers zijn dus verplicht de schade die de eigenaar daardoor lijdt te vergoeden want zij hebben inbreuk gemaakt op het recht van de eigenaar op het ongestoord gebruik van zijn eigendomsrecht (en het gevrijwaard blijven van schade aan zijn eigendom). Kassa, zou men denken.
Zo niet de kantonrechter. Deze oordeelde als volgt:
Niet volstaan kan worden met een enkele stelling (“door het heien is schade aan mijn woning ontstaan”), een stelling moet ook onderbouwd zijn. [Eigenaar] onderbouwt zijn stelling dat door het heien door [de aannemer] schade aan zijn woning is ontstaan echter niet, in ieder geval onvoldoende. [Eigenaar] verwijst alleen naar het rapport van [het bouwkundig adviesbureau]. In dit rapport wordt echter slechts de conclusie getrokken dat, omdat er voor het heien geen scheurvorming was (iets wat [gedaagden] overigens betwisten) en erna wel, de scheurvorming door het heien ontstaan móet zijn. Dit is echter een wel heel simpele voorstelling van zaken. [Het bouwkundig adviesbureau] besteedt verder weinig woorden aan haar conclusie, of het moet de aanname (en niet eens de zekerheid) zijn dat de woning “na elf jaar gestabiliseerd zal zijn”. De stelling dat door het heien door [de aannemer] schade aan de woning van [eigenaar] ontstaan is, is onvoldoende onderbouwd. De vordering van [eigenaar] is daarom niet toewijsbaar en aan de vraag wie precies op grond waarvan aansprakelijk is voor de schade die [eigenaar] stelt te lijden wordt niet toegekomen. Voor nadere bewijslevering ziet de kantonrechter geen aanleiding. Voor bewijslevering is … immers pas plaats als een stelling onderbouwd is en daarvan is zoals hiervoor geoordeeld geen sprake, althans onvoldoende.
De conclusie hieruit is, dat als men iets te weinig (concreet) stelt of nalaat de stellingen enigszins te onderbouwen, deze worden gepasseerd én bewijs niet eens meer geleverd mag worden.
Het is de taak van een advocaat om daar goed op te letten, anders verliest men de zaak!
Ons kantoor heeft grote proceservaring en weet met dit bijltje als geen ander te hakken.
Van Loon advocaten, linker dan de rechter! Uw specialisten op diverse rechtsgebieden. U kunt uw voordeel doen met onze expertise in onder andere: ondernemingsrecht, bestuursrecht en letselschade.